zaterdag 12 mei 2007

Griepspuitendag

Op dagen “zo grijs als haring”, zoals een dichteres zegt, buurt ik wel eens bij Nas & Mazzel, de grote bazaar in onze achtertuin, spreekwoordelijk gezien.
Ik hang op zulke dagen graag rond in verzamelingen troep, als het maar niet mijn eigen is. Je komt daar altijd aardige mensen tegen die je vriendelijk groeten of met veel enthousiasme hun rotzooi aanprijzen. Soms koop ik er een boek en ga dan een uurtje zitten lezen en een broodje kroket eten. Meestal kom ik er vrolijker vandaan dan ik er naar toe ging.
Vanmiddag kreeg ik weer zin, en deze keer niet door mijn humeur. Ik was uitgenodigd om tussen 13.00 uur en 13.30 uur bij de huisarts de jaarlijkse griepprik te halen. Bij de dokter liep het af en aan. Hij had twee alleraardigste meisjes ingehuurd die efficiënt de stroom patiënten wegwerkten. Zelf zat hij achter de balie verdiept in een stapel papieren, alsof hij met het griepspuitgebeuren niets te maken wilde hebben. Een jongen van een jaar of achttien, met baseballcap, streepte in de wachtkamer de geprikte mensen weg. Het halen van een griepspuit duurt, inclusief reistijd, een minuut of tien.
Toen wilde ik dus naar de Nas & Mazzel, maar ik wist niet waarom. Er waren ook meer redenen tegen dan voor. Ik had niets nodig wat daar is. Het zou van mijn werktijd afgaan. Mijn humeur was prima. Ik moest nog een column schrijven.
Maar het was griepspuitendag. Dit was drie week van tevoren aangekondigd, ik had het briefje speciaal op mijn geheugenbord gehangen, dan kon het toch niet na tien minuten voorbij zijn? Mijn vorige huisarts zei altijd dat je van de griepspuit een licht grieperig gevoel kunt krijgen, hooguit een dag. Mijn nieuwe dokter, die ik ook al weer zes jaar heb, zegt dit nooit, maar als je eerste dokter zoiets zegt blijft dat wel hangen. Rondhangen op de bazaar leek mij een goede manier om er achter te komen hoe ik mij voelde na de prik.
Er was bijna niemand. Ik zag dat je kon laten knippen voor maar tien euro, de kleding rook muf als altijd. In een kraampje met goedkoop import-textiel zat een leuke Medelandse dame, geschat vierentwintig jaar, met een huilend kind. Het leek alsof ze mij graag op een groot wit paard had zien verschijnen. Veel vreemd eten en glimmende dingetjes, goedkope sierraden, maar ik kwam niets tegen dat ik ook maar cadeau zou willen krijgen of in mijn schuurtje zetten, behalve een schitterend oosters schaakspel. Ik hing rond, bedacht vier columns waarvan ik bij gebrek aan pen en papier drie meteen vergat, en voelde mij gelukkig toen ik weer buiten stond.
Nu jeukt mijn been een beetje van de prik. Alle smoezen zijn op.

Geen opmerkingen: