zaterdag 12 mei 2007

Knuffelkonijn

'Olifanten en konijnen zijn mijn lievelingsdieren. Ik heb vrij veel gejaagd, maar nooit op konijnen. Ik ben dol op konijnen’, staat te lezen in het interview dat de Volkskrant in tien sessies met de pas overleden prins Bernhard hield.
Drie dagen geleden is hij bijgezet in de kelders van de Nieuwe Kerk. Zoals altijd bij koninklijke begrafenissen onder grote belangstelling.
Nu stort iedereen met een mening zich op zijn verleden.
Vermeende Nazi-tijd. Twee buitenechtelijke dochters, waarvan één tientallen jaren goed geheim is gehouden. Van de relatie met de moeder van één van de dochters krijgt gebedsgenezeres Greet Hofmans de schuld.
Lockheed, waar hij de schijn opwekt totaal niet in de gaten te hebben dat hij fout bezig was. Alles voor het WWF, dat moest toch goed zijn. Achteraf alleen maar dom, constateert de prins. En zo gaat het door. Als hij al de hand in eigen boezem steekt, verwijt hij zichzelf dom te zijn geweest.
Dit moet de filosoof Friedrich Nietzsche zich ongeveer bij de Übermensch hebben voorgesteld. De adellijke, de mens die zijn leven groots en meeslepend leeft, die niet lang stilstaat bij zijn fouten, zich niet bekommert om wat hem in de weg wordt gelegd door mensen die zich om allerhande futiliteiten bekommeren, maar die juichend en genietend zijn leven als een roes beleeft. ‘De olifant is mijn lievelingsdier’. Een olifant hoeft zich van niemand wat aan te trekken.
Maar tegelijk dat konijn, zijn andere lievelingsdier. Het enige wat je met een konijn kunt doen is hem knuffelen. Een publieke figuur als prins Bernhard kan slechts de Übermensch uithangen als hij ook het nationale knuffelkonijn wordt. En dat is hij geworden, bedoeld of onbedoeld.
Bernhard heeft een fout begaan. De fout om achteraf alles te willen verklaren. De fout om zich schoon te willen praten.
Als hij niets had gezegd en de mythe de mythe had gelaten, had Nederlandse volk hem alles vergeven.

Geen opmerkingen: