zaterdag 12 mei 2007

Onbetekenend

In opdracht van Koos van Zomeren

‘Hij was een onbetekenend man en er was geen enkele reden waarom iemand hem van zijn kantoor naar het station zou volgen.’
Met dit staaltje zelfinzicht kondigt hoofdpersoon Blake al vroegtijdig aan waar het verhaal, De trein van vijf uur achtenveertig van John Cheever, op uit zal lopen. Zijn belager, juffrouw Dent, zal zich de kogel besparen en er genoegen mee nemen Blake voor haar in de modder te laten kruipen.
Korte tijd daarvoor had Blake wanhopig geprobeerd ‘zijn idee van de werkelijkheid bevestigd te zien, van een wereld waarin zich tenslotte niet zo heel veel ernstige moeilijkheden voordeden’. Zonder succes. Hij zat op dat moment in de trein met naast zich een labiele vrouw die een geladen pistool op zijn buik gericht hield, ‘en hij had intense spijt – misschien wel voor het eerst in zijn volwassen bestaan.’
Als lezer ben je dan al bijna zover dat je hoopt dat juffrouw Dent er maar iets spectaculairs van zal maken.
Maar of ze nu haar verhaal kwijt wil aan de man van wie zegt te houden en die ze haat, of dat ze zich wil wreken op de man die haar het leven onmogelijk had gemaakt en haar had gebruikt (zoals hij zoveel vrouwen gebruikte), of dat ze hem tot enige zelfkennis wil brengen – ze komt tot de conclusie dat hij inderdaad te onbetekenend is voor elk van deze mogelijkheden.
‘Hij ging staan en raapte zijn hoed op van de grond en liep naar huis’, laat Cheever het verhaal eindigen in een welhaast onrealistisch aandoende gewoonheid. Het is gelukkig het laatste wat we van Blake vernemen. Hij zal zijn idee van de werkelijkheid wel spoedig terug vinden.

Geen opmerkingen: